SpaceClaim Online Help

Aanzichten

U kunt de sneltoetsen voor standaard aanzichten wijzigen en uw eigen aangepaste aanzichten maken om instellingen voor objectoriëntatie en zichtbaarheid op te slaan.

Aanzichten gemaakt door gebruikers zullen niet automatisch verschalen als ze worden verplaatst.

Sneltoetsen voor aanzichten wijzigen

1. Selecteer het tabblad AanzichtOriëntatie-instelling die u op uw ontwerp kunt toepassen, waaronder draaien, pannen en zoomen. U kunt deze instellingen individueel aanpassen of een van de volgende vooraf geconfigureerde aanzichten toepassen: Trimetrisch, Isometrisch, Bovenkant, Onderkant, Voorkant, Achterkant, Rechts, Links. U kunt tevens Snap-aanzicht selecteren en op een zijde klikken om deze van voren te bekijken. in het deelvenster Structuur.

2. Selecteer een sneltoets-combinatie in de vervolgkeuzelijst Sneltoets voor het aanzicht dat u wilt wijzigen..

Een aangepast aanzicht toevoegen

1. Positioneer het aanzicht in het venster Ontwerp2D- of 3D-model dat minimaal één component van het bovenste niveau bevat. als u dit wilt opslaan.

2. Selecteer het tabblad AanzichtOriëntatie-instelling die u op uw ontwerp kunt toepassen, waaronder draaien, pannen en zoomen. U kunt deze instellingen individueel aanpassen of een van de volgende vooraf geconfigureerde aanzichten toepassen: Trimetrisch, Isometrisch, Bovenkant, Onderkant, Voorkant, Achterkant, Rechts, Links. U kunt tevens Snap-aanzicht selecteren en op een zijde klikken om deze van voren te bekijken. in het deelvenster Structuur.

3. Klik op AanzichtOriëntatie-instelling die u op uw ontwerp kunt toepassen, waaronder draaien, pannen en zoomen. U kunt deze instellingen individueel aanpassen of een van de volgende vooraf geconfigureerde aanzichten toepassen: Trimetrisch, Isometrisch, Bovenkant, Onderkant, Voorkant, Achterkant, Rechts, Links. U kunt tevens Snap-aanzicht selecteren en op een zijde klikken om deze van voren te bekijken. maken aan de bovenkant van het deelvenster.

4. Selecteer vanuit de volgende opties.

   • Naam: voer een unieke naam voor het aanzicht in. De naam verschijnt in de boomstructuur>.

   • Sneltoets: selecteer een toetsencombinatie vanuit de vervolgkeuzelijst.

   • Oriëntatie: selecteer of u de huidige richting wilt opslaan in het aanzicht.

   • Objectzichtbaarheid: selecteer of u de zichtbaarheid van objecten in het huidige aanzicht wilt opslaan in het aanzicht. Objecten die verborgen zijn tijdens het maken van het aanzicht, blijven verborgen als u het aanzicht toepast. Zichtbaarheid is van toepassing op alle typen geometrie, vlakken en curves.

   • Zichtbaarheid voor nieuwe objecten: selecteer de zichtbaarheid die u wilt toepassen op objecten, die u maakt nadat u het aanzicht hebt gemaakt.

     • Ongewijzigd laten: nieuwe objecten behouden hun zichtbaarheid als u het aanzicht toepast.

     • Zichtbaarheid: nieuwe objecten zijn zichtbaar als u het aanzicht toepast.

     • Verborgen: nieuwe objecten zijn verborgen als u het aanzicht toepast.

5. Klik op OK.

   Uw aangepaste aanzicht wordt toegevoegd aan het toolmenu Aanzichten.

Een aangepast aanzicht toepassen

U kunt het huidige aanzicht op de volgende manieren wijzigen naar een aangepast aanzicht:

• Selecteer het tabblad AanzichtOriëntatie-instelling die u op uw ontwerp kunt toepassen, waaronder draaien, pannen en zoomen. U kunt deze instellingen individueel aanpassen of een van de volgende vooraf geconfigureerde aanzichten toepassen: Trimetrisch, Isometrisch, Bovenkant, Onderkant, Voorkant, Achterkant, Rechts, Links. U kunt tevens Snap-aanzicht selecteren en op een zijde klikken om deze van voren te bekijken. in het deelvenster Structuur, klik met de rechtermuisknop op het aanzicht en selecteer AanzichtOriëntatie-instelling die u op uw ontwerp kunt toepassen, waaronder draaien, pannen en zoomen. U kunt deze instellingen individueel aanpassen of een van de volgende vooraf geconfigureerde aanzichten toepassen: Trimetrisch, Isometrisch, Bovenkant, Onderkant, Voorkant, Achterkant, Rechts, Links. U kunt tevens Snap-aanzicht selecteren en op een zijde klikken om deze van voren te bekijken. toepassen vanuit het contextmenu.
• Gebruik de sneltoets (indien toegewezen).
• Selecteer het aanzicht vanuit het toolmenu AanzichtOriëntatie-instelling die u op uw ontwerp kunt toepassen, waaronder draaien, pannen en zoomen. U kunt deze instellingen individueel aanpassen of een van de volgende vooraf geconfigureerde aanzichten toepassen: Trimetrisch, Isometrisch, Bovenkant, Onderkant, Voorkant, Achterkant, Rechts, Links. U kunt tevens Snap-aanzicht selecteren en op een zijde klikken om deze van voren te bekijken. in de lintgroep Richten.

Een aangepast aanzicht vervangen

1. Positioneer het aanzicht in het venster Ontwerp2D- of 3D-model dat minimaal één component van het bovenste niveau bevat. als u dit wilt opslaan.

2. Selecteer het tabblad AanzichtOriëntatie-instelling die u op uw ontwerp kunt toepassen, waaronder draaien, pannen en zoomen. U kunt deze instellingen individueel aanpassen of een van de volgende vooraf geconfigureerde aanzichten toepassen: Trimetrisch, Isometrisch, Bovenkant, Onderkant, Voorkant, Achterkant, Rechts, Links. U kunt tevens Snap-aanzicht selecteren en op een zijde klikken om deze van voren te bekijken. in het deelvenster Structuur.

3. Klik met de rechtermuisknop op het aangepaste aanzicht dat u wilt vervangen en selecteer Vervangen vanuit het contextmenu.

   Het aangepaste aanzicht wordt vervangen door het huidige aanzicht.

Een aangepast aanzicht hernoemen

1. Selecteer het tabblad AanzichtOriëntatie-instelling die u op uw ontwerp kunt toepassen, waaronder draaien, pannen en zoomen. U kunt deze instellingen individueel aanpassen of een van de volgende vooraf geconfigureerde aanzichten toepassen: Trimetrisch, Isometrisch, Bovenkant, Onderkant, Voorkant, Achterkant, Rechts, Links. U kunt tevens Snap-aanzicht selecteren en op een zijde klikken om deze van voren te bekijken. in het deelvenster Structuur.

2. Klik met de rechtermuisknop op het aangepaste aanzicht dat u wilt hernoemen en selecteer Hernoemen vanuit het contextmenu.

3. Voer een nieuwe naam voor het aanzicht in.

Aangepaste aanzichteigenschappen bewerken

1. Selecteer het tabblad AanzichtOriëntatie-instelling die u op uw ontwerp kunt toepassen, waaronder draaien, pannen en zoomen. U kunt deze instellingen individueel aanpassen of een van de volgende vooraf geconfigureerde aanzichten toepassen: Trimetrisch, Isometrisch, Bovenkant, Onderkant, Voorkant, Achterkant, Rechts, Links. U kunt tevens Snap-aanzicht selecteren en op een zijde klikken om deze van voren te bekijken. in het deelvenster Structuur.

2. Klik met de rechtermuisknop op het aangepaste aanzicht dat u wilt bewerken en selecteer Bewerken vanuit het contextmenu.

3. De aanzichteigenschappen bewerken.

Een aangepast aanzicht verwijderen

 

1. Selecteer het tabblad AanzichtOriëntatie-instelling die u op uw ontwerp kunt toepassen, waaronder draaien, pannen en zoomen. U kunt deze instellingen individueel aanpassen of een van de volgende vooraf geconfigureerde aanzichten toepassen: Trimetrisch, Isometrisch, Bovenkant, Onderkant, Voorkant, Achterkant, Rechts, Links. U kunt tevens Snap-aanzicht selecteren en op een zijde klikken om deze van voren te bekijken. in het deelvenster Structuur.

2. Selecteer het aanzicht dat u wilt verwijderen.

3. Klik op AanzichtOriëntatie-instelling die u op uw ontwerp kunt toepassen, waaronder draaien, pannen en zoomen. U kunt deze instellingen individueel aanpassen of een van de volgende vooraf geconfigureerde aanzichten toepassen: Trimetrisch, Isometrisch, Bovenkant, Onderkant, Voorkant, Achterkant, Rechts, Links. U kunt tevens Snap-aanzicht selecteren en op een zijde klikken om deze van voren te bekijken. verwijderen aan de bovenkant van het deelvenster.

   U kunt standaard aanzichten niet verwijderen.