SpaceClaim Online Help

Randen draaien

U kunt de rand van een vaste vorm draaien met de optie Rand3D-object gemaakt uit een enkele buitenste grens van een functie. Een lijn geschetst in 2D wordt een rand als u uw schets in 3D trekt. draaien in de tool TrekkenEen tool die gebruikt wordt om de geometrie te verstoren of te vervormen. Gebruik de tool Trekken voor het offsetten, extruderen, sweepen, schetsen en vermengen van zijden, of om randen af te ronden, af te schuinen of te extruderen. Bij het omzetten van een schets naar 3D, maakt het trekken van een lijn een oppervlak en het trekken van een oppervlak maakt een vaste vorm.. U kunt ook twee verschillende randen samen draaien als u in één richting trekt.

Om een cilinder in een kegel om te vormen, selecteert u de tool TrekkenEen tool die gebruikt wordt om de geometrie te verstoren of te vervormen. Gebruik de tool Trekken voor het offsetten, extruderen, sweepen, schetsen en vermengen van zijden, of om randen af te ronden, af te schuinen of te extruderen. Bij het omzetten van een schets naar 3D, maakt het trekken van een lijn een oppervlak en het trekken van een oppervlak maakt een vaste vorm. en de optie Rand3D-object gemaakt uit een enkele buitenste grens van een functie. Een lijn geschetst in 2D wordt een rand als u uw schets in 3D trekt. draaien. Klik op de rand van de cilinder en trek hieraan tot het een punt vormt. Om een stompe kegel in een cilinder om te vormen, klikt u op de rand en trekt u deze naar buiten.

Een rand draaien

1. Selecteer de tool TrekkenEen tool die gebruikt wordt om de geometrie te verstoren of te vervormen. Gebruik de tool Trekken voor het offsetten, extruderen, sweepen, schetsen en vermengen van zijden, of om randen af te ronden, af te schuinen of te extruderen. Bij het omzetten van een schets naar 3D, maakt het trekken van een lijn een oppervlak en het trekken van een oppervlak maakt een vaste vorm. in de groep Bewerken op het tabblad Ontwerp2D- of 3D-model dat minimaal één component van het bovenste niveau bevat..

   De toolguide Selecteren is standaard ingeschakeld.

2. Selecteer de rand of de randen die u wilt draaien. Dubbelklik of selecteer een raakpuntketting of randlus.

3. Selecteer de optie Rand3D-object gemaakt uit een enkele buitenste grens van een functie. Een lijn geschetst in 2D wordt een rand als u uw schets in 3D trekt. draaien in het deelvenster Opties of vanuit de mini-werkbalk.

   De Trek-pijl wijzigt om de twee richtingen aan te geven waarin u de rand kunt verplaatsen om de verbonden zijden te draaien. Eén pijl is gemarkeerd om de primaire richting weer te geven.

4. Als de pijl, die wijst in de richting waarin u wilt trekken, niet is gemarkeerd, klikt u op de pijl of drukt u op Tab.

5. Sleep de rand in de richting van de Trek-pijl.

   Tijdens het trekken, wordt de afstand waarin u de rand hebt verplaatst, weergegeven. U kunt de afstand bemeten in de modus Sectie en de 3D-modus en de hoek bemeten in de modus Sectie.

   Houd Shift ingedrukt om naar de bestaande geometrie te springen.

Voorbeelden

Meerdere randen tegelijkertijd draaien.

Twee aparte randen tegelijkertijd draaien bij het trekken in één richting.

De draaihoek bemeten.