SpaceClaim Online Help |
![]() |
Semantische GD&T-symbolen zijn gekoppeld aan gegevens die hun positie in het model en eigenschappen beschrijven. Als de ruimtelijke coördinaten of het type verbindingsrelaties wijzigen, worden de semantische symbolen dienovereenkomstig bijgewerkt of worden deze ongeldig.
GD&T maakt deel uit van de product- en fabricage-informatie (Product and Manufacturing Information [PMI]) die CAD-systemen onderling uitwisselen. De PMI
-werkgroep herkent twee niveaus van informatie, die kunnen worden uitgewisseld in het kader van expliciete representatie van geometrische 3D-vormen en bijbehorende PMI
.
In wordt naar de achtergrondgegevens verwezen via de in de boomstructuur weergegeven definities. De geometrische vormen waarop de definities van toepassing zijn, worden herkend als kenmerken die in de boomstructuur worden weergegeven. Definities die van toepassing zijn op de kenmerken worden weergegeven als subnodes van de kenmerken in de boomstructuur. Deze omvatten de afmetingen van de kenmerken. Alle GD&T-items in de boomstructuur bevinden zich in de map “GD&T”, zoals te zien in onderstaande afbeelding.
GD&T heeft een eigen boomstructuurmap.
Visualisatiegegevens worden als symbool, dat aan de geometrie is gekoppeld, in het graphicsgebied weergegeven.
Achtergrondgegevens zijn nauw met het object verbonden omdat deze deel uitmaken van de structuur ervan. Visualisatiegegevens worden opgebouwd op basis van de achtergrondgegevens.
Wanneer dus een vaste vorm met bijbehorende semantische GD&T wordt verplaatst naar een nieuwe component, gebeurt het volgende:
Om een semantisch GD&T-symbool te bouwen, construeert u een regelframe, dat bestaat uit een rechthoek dat is onderverdeeld in compartimenten met:
Alvorens het symbool te maken moeten de juiste referentiekenmerken in het model aanwezig zijn.
De geometrie waarop een GD&T-symbool wordt toegepast, wordt doorgaans kenmerk, of feature, genoemd. Kenmerken kunnen op de volgende manieren worden gedefinieerd:
Nadat er een karakteristiek symbool en de geometrie (meestal kenmerken genoemd) zijn gekozen waarop de tolerantie van toepassing zal zijn, wordt u gevraagd om de relevante referentiekenmerken te selecteren
Uitzondering hierop zijn vormtoleranties, die geen gebruik maken van referentiekenmerken.
Als u eerst een GD&T-symbool maakt, is het standaard karakteristiek symbool Positie. Zodra u een ander symbool kiest, wordt dat symbool de standaard totdat u weer een ander selecteert.
Karakteristieke symbolen worden in onderstaande tabel weergegeven.
Tolerantietype | Symbolen | Toegepast op | |||
Vorm | Rechtheid | Platheid | Cirkelvormigheid | Cilindervormigheid | Afzonderlijke kenmerken |
Afzonderlijke of verwante kenmerken | |||||
Oriëntatie | Hoekigheid | Loodrechtheid | Evenwijdigheid | Verwante kenmerken | |
Locatie | Positie | Concentriciteit | Symmetrie | Verwante kenmerken | |
Onrondheid | Onrondheid | Onrondheid totaal | Verwante kenmerken |
Zodra u de referentiekenmerken hebt geselecteerd, komt u in de plaatsingsmodus, waar u:
Nadat het symbool is geplaatst, kunt u elke gewenste wijzigingswaarde toevoegen door:
Als u een symboolelement selecteert, laat de miniwerkbalk alle relevante wijzigingswaarden zien.
De betekenis en toepasbaarheid ervan staan beschreven in ASME Y14.5 (2009) en ASME
Y14.41.
Hieronder staan beschikbare wijzigingswaarden weergegeven.
Symbool | Wijzigingswaarde |
Bij voorwaarde maximale materiaalhoeveelheid (bij toepassing op tolerantiewaarde) Bij grens maximale hoeveelheid materiaal (bij toepassing op referentiekenmerk) | |
Bij voorwaarde kleinste hoeveelheid materiaal (bij toepassing op tolerantiewaarde) Bij ondergrens hoeveelheid materiaal (bij toepassing op referentiekenmerk) | |
Translatie | |
Geprojecteerde tolerantiezone | |
Vrije toestand | |
Raakvlak | |
Ongelijk verdeeld profiel | |
Statistische tolerantie | |
Tussen | |
Totale omgeving | |
Aan alle kanten |
Opmerkingen over wijzigingswaarden:
Tussen duidt erop dat de tolerantie van toepassing is op meerdere kenmerken of op een segment van een kenmerk dat is begrensd door eindpunten.
Onderstaand voorbeeld toont een profieltolerantie tussen D en E. Het systeem vraagt u om een richting en een op te nemen eerste en laatste zijde te selecteren (eerste en laatste zijde kunnen dezelfde zijn). Hiermee worden er labels geplaatst op basis van de eerstvolgende beschikbare letters maar u dient wel notities te maken die verwijzen naar de locaties op de zijden.
Selecteer de te wijzigen profieltolerantie
Selecteer Tussen in de miniwerkbalk
Selecteer een rand om de richting van het begrensde gebied of de groep kenmerken in te stellen
Selecteer de eerste zijde
Selecteer de laatste zijde
Voltooien
U kunt segmenten toevoegen aan GD&T-symbolen op veelal dezelfde manier als dat ze aanvankelijk zijn gemaakt.
In plaats van geometrie te selecteren, selecteert u het karakteristiek symbool van een bestaand GD&T-symbool.
Afhankelijk van welk karakteristiek symbool u wilt toevoegen, zal het systeem de beschikbaarheid van bestaande symbolen beperken.
Zo geldt bijvoorbeeld het toevoegen van Concentriciteit aan de positietolerantie van een gat een ongeldige bewerking.
Een FRTZF (Feature-Relating Tolerance Zone Framework [Op een kenmerk betrekking hebbend tolerantiezonekader]) bevat een enkel gegeven van een karakteristiek symbool gevolgd door elke tolerantie- en referentievereiste, de ene boven de andere.
FRTZF is van toepassing op positie- en profieltoleranties die met Patronen worden gebruikt.
Elk segment kan hetzelfde aantal referentiekenmerken hebben of minder dan het segment erboven.
Een FRTZF maken:
De FRTZF-referentiekenmerken instellen:
Selecteer de eerste secundaire tolerantiewaarde
De miniwerkbalk verschijnt
De miniwerkbalkopties passen zich aan aan de hand van welke segmenttolerantie wordt geselecteerd.
Voor patronen kunt u een referentiekenmerksymbool maken dat op maar één patroondeel van toepassing is, of op het hele patroon
Vink in het deelvenster Opties de optie Slechts één patroondeel gebruiken aan om het symbool alleen op het geselecteerde patroondeel van toepassing te laten zijn. Vink de optie Uit om het symbool op het hele patroon toe te passen.
In onderstaande afbeelding ziet u een voorbeeld. Voor het hele patroon wordt het aantal patroondelen in het symbool vermeld.
Het referentieframe (Datum Reference Frame [DRF] bestaat uit drie loodrecht op elkaar staande vlakken die worden afgeleid van drie referentiekenmerken.
Referentiekenmerken die het DRF vormen, kunnen een combinatie zijn van vlakken en cilinders.
Het DRF wordt afgeleid van de referentiekenmerken. Dit betekent niet dat de referenties per se drie orthogonale planaire kenmerken moeten zijn.
Het XYZ-coördinatenstelsel in bovenstaande afbeelding is het referentieframe dat wordt gevormd door de drie referentiekenmerken A, B en C.
Als u een DRF selecteert in de boomstructuur, wordt het in het venster Graphics gemarkeerd. Het DRF wordt ook in de boomstructuur gemarkeerd als u het in het venster Graphics selecteert.
Het DRF is mogelijk niet geldig als er wijzigingen zijn gemaakt die een of meer symbolen ongeldig hebben gemaakt. Ongeldige referentiekenmerken worden gemarkeerd met een rode “X” in de boomstructuur.
U kunt een DRF wissen door het in de boomstructuur te selecteren, net als andere SpaceClaim objecten.
Basisbematingen herleiden de geregelde kenmerken naar het DRF. Ze worden automatisch gegenereerd zodra het DRF is vastgesteld. Het enige wat u hoeft te doen is ze te plaatsen.
In onderstaande afbeelding zijn basisbematingen voor een oppervlakteprofieltolerantie te zien.
U kunt referentiekenmerksymbolen en kenmerkregelframes opnieuw maken in het graphicsvenster en weergaven maken op basis van symbolen die in de boomstructuur staan.
Als u een referentiekenmerk in de boomstructuur selecteert, volg dan dezelfde procedure maar gebruik RMB > Referentiekenmerksymbool maken
© Copyright 2015 SpaceClaim Corporation. Alle rechten voorbehouden.