SpaceClaim Online Help |
![]() |
Met assemblytools kunt u nabijheids-/opstellingscondities tussen componenten maken. Deze condities beperken de componenten zodat ze niet zo kunnen worden verplaatst dat de conditie wordt geschonden. In het animatievoorbeeld hieronder worden twee cilindervormige componenten (een grote en een kleine) beperkt met een raakconditie. De grote cilinder kan verticaal worden verplaatst zonder dat de kleine cilinder wordt verplaatst, maar beide cilinders worden verplaatst als een van beide gebogen is, omdat de onderlinge aanraking behouden moet blijven.
Zie de afdrukbare Referentiegrafiek assemblybeperkingen voor beschrijvingen van de beperkingen die zijn gemaakt tussen combinaties van geometrische vormen.
![]() |
Het is van groot belang om op te merken dat het, omdat condities het verplaatsingsbereik beperken, mogelijk is om condities te maken waar een gewenste verplaatsing niet mogelijk is. Met een constraint solver (“beperkingoplosser”) berekent de mate van bewegingsruimte en minimaliseert vervolgens de (geringe) fouten als gevolg van conflicten, indien die er zijn. |
Assemblycondities worden in de boomstructuur met hetzelfde pictogram weergegeven als de conditietool die uit het lint wordt geselecteerd - een voor elke component in een gematcht conditiepaar.
Een assemblyconditie die niet in overeenstemming kan worden gebracht met een bepaalde tolerantie wordt weergegeven met een kleine gele driehoek in de boomstructuur.
![]() |
Objecten moeten tot verschillende componenten behoren om er assemblycondities aan te kunnen toewijzen. |
U kunt meerdere assemblycondities maken voor uw componenten.
Als u gebruikmaakt van de tool Verplaatsen op een component die wordt beperkt tot één graad van bewegingsvrijheid, dan past de verplaatsingshandggreep zich hieraan aan en activeert deze alleen de beschikbare verplaatsings-/rotatieassen.
![]() |
De assembly constraint solver gedraagt zich anders dan die in een op historie gebaseerd modelleerprogramma. Neem kennis van de belangrijke opmerkingen over assemblycondities in het volgende gedeelte. |
Zodra er een assemblyconditie op een component wordt toegepast, wordt translatie of rotatie van de component, of worden beide, beperkt. Zo kan bijvoorbeeld een blok waarbij één zijde is uitgelijnd met een andere vlakzijde zich binnen dat vlak verplaatsen en op dat vlak ronddraaien, maar dit blok kan niet buiten dat vlak ronddraaien (zodat de uitgelijnde zijden niet langer evenwijdig lopen).
Aangezien er geen notie van historie is, is de volgorde waarin assemblycondities worden toegevoegd niet relevant; alle actieve beperkingen worden tegelijkertijd beoordeeld. De constraint solver berekent de beschikbare graden van bewegingsruimte van componenten en geeft dan een oplossing voor de minst mogelijke fout. De manier waarop de constraint solver dit doet, leidt tot enkele belangrijke overwegingen bij het assembleren van componenten.
![]() |
Hoewel het concept historie afwezig is, kunnen er geringe verschillen zijn in de resulterende fout afhankelijk van de aanvankelijke condities en graden van bewegingsvrijheid. Zo zal bijvoorbeeld het toepassen van beperkingen op twee componenten die aanvankelijk dicht bij elkaar in de buurt liggen, een andere fout genereren dan als deze aanvankelijk verder uit elkaar lagen. Beide foutwaarden zullen echter kleiner zijn dan de foutdrempel van de solver. |
Als alle componenten zo worden gemaakt en geassembleerd dat er geen conflicterende beperkingen zijn, dan zullen er nul fouten zijn en verschijnen alle componenten perfect uitgelijnd (zie hieronder voor illustratie).
Een volkomen vierkant blok moet worden geassembleerd tot een blok met een 90° L-vorm zodat deze in de hoek past. |
![]() |
De onderzijde wordt uitgelijnd met de horizontale zijde. |
![]() |
De linkerzijde wordt uitgelijnd met de verticale zijde. |
![]() |
Zoom in op de hoek rechtsonder om de perfecte uitlijning te zien. |
![]() |
Zoom in op de hoek linksboven om de perfecte uitlijning te zien. |
![]() |
ECHTER, als de verticale zijde een aanzienlijke lossingshoek heeft, kan de onderkant wel worden uitgelijnd maar de verticale zijde niet (of andersom). Als dit zou gebeuren, dan zou de onderzijde buiten de uitlijning met de horizontale zijde roteren. Omdat het een grote hoekfout betreft, kan de interne drempel niet worden bereikt en wordt de uitlijningsconditie in de boomstructuur weergegeven met een waarschuwingsdriehoek. |
![]() |
VERDER: Het vierkant blok ziet er in dit voorbeeld hetzelfde uit maar de linker verticale zijde heeft een kleine hellingshoek (0.01°) Deze hellingshoek is kleiner dan de solvertolerantie, dus kan de conditie worden gemaakt. Wat er feitelijk gebeurt is dat de positie van beide blokken wordt aangepast om de uitlijningsfout te minimaliseren. Dit is potentieel niet-intuïtief, vooral doordat veel gebruikers verwachten dat een eerder toegewezen uitlijning nooit zou worden “geschonden” door een conflicterende conditie. |
![]() |
Zoom in op de hoek rechtsonder om te zien dat er een minieme verstoring is gecreëerd, “naar beste vermogen” gezien de conflicterende instructies. |
![]() |
Hetzelfde geldt bij de hoek linksboven. |
![]() |
BOVENDIEN is de volgorde waarin componenten worden geselecteerd in een niet-beperkt, niet-geordend, foutminimaliserend systeem niet van invloed op welke zal worden verplaatst/zal roteren om aan de conditie te voldoen als deze wordt toegevoegd. Het systeem probeert deze te berekenen zodat de kleinste algehele wijziging wordt doorgevoerd om aan de pas toegevoegde conditie te voldoen.
Als een concept van volgorde gewenst is, dan wordt aanbevolen om een ankerconditie op een van de componenten toe te passen. De verankerde component zal stationair blijven en de positie-/rotatiewijziging is dan alleen van invloed op de andere component (en natuurlijk alle componenten die erin zijn geassembleerd.).
Hieronder staan enkele handige technieken vermeld als u werkt met assemblycondities.
Vink in de boomstructuur het selectievakje voor de assemblyconditie uit om de assemblyconditie uit te schakelen. Vink het vakje aan om de assemblyconditie in te schakelen.
Klik in het deelvenster Opties op Alle condities selecteren als er een assemblytool wordt geactiveerd.
U kunt ook in de boomstructuur een enkele assemblyconditie selecteren en vervolgens drukken op Ctrl+A.
Selecteer in de boomstructuur de assemblyconditie.
U kunt, als u alle condities wilt wissen, in het deelvenster Opties klikken op Alle condities selecteren als er een assemblytool is geactiveerd.
Druk op de toets Wissen of rechtsklik en selecteer Assemblyconditie wissen.
Selecteer in de boomstructuur de assemblyconditie.
U kunt in het deelvenster Opties klikken op Alle condities selecteren om alle condities te markeren.
U kunt de volgende tools uit de groep Assembly gebruiken om assemblycondities te creëren:
|
Hiermee worden twee zijden zo uitgelijnd dat ze elkaar raken of wordt een zijde uitgelijnd die een lijn, punt of vlak raakt. Mogelijk zijdetypen zijn vlakken, cilinders, bollen en kegels. |
|
|
Hiermee worden twee punten, lijnen, vlakken of een combinatie van die elementen uitgelijnd. Als u een cilindervormige of kegelvormige zijde selecteert, dan wordt de as gebruikt. Als u een bolvormige zijde selecteert, dan wordt het middelpunt gebruikt. |
|
|
Hiermee worden componenten rondgedraaid zodat de geselecteerde elementen dezelfde richting uit wijzen. |
|
|
Hiermee worden de oriëntatie en de positie van twee componenten met elkaar vergrendeld. |
|
|
Hiermee worden twee objecten beperkt zodat een van de objecten ronddraait als reactie op het ronddraaien van het andere object. Tandwielcondities kunnen worden gemaakt tussen twee cilinders, twee kegels, een cilinder en een vlak of een kegel en een vlak. |
|
|
Hiermee wordt de positie van een enkele component in 3D-ruimte vergrendeld. |
© Copyright 2015 SpaceClaim Corporation. Alle rechten voorbehouden.